U hebt ons het mikpunt van spot gemaakt, onze naburen smaden en honen ons, U hebt ons bij de volken belachelijk gemaakt, ze schudden meewarig het hoofd.
Heel de dag moet ik mijn schande dragen, het schaamrood bedekt mijn gezicht als ik de vijand hoor spotten en sarren, hem vol wraakzucht zie staan.
Dit is ons overkomen, maar wij zijn U niet vergeten, Uw verbond verloochenden wij niet, ons hart keerde zich niet van U af, onze voeten weken niet van Uw pad. Toch hebt U ons naar de jakhalzen verbannen en ons met diepe duisternis bedekt.
Hadden wij de naam van onze God vergeten, onze handen uitgestrekt naar een vreemde god, zou God dit niet hebben ontdekt? Hij kent de geheimen van ons hart. Toch worden wij dag na dag om U gedood en afgevoerd als schapen voor de slacht.
Word wakker, Heer, waarom slaapt U? Ontwaak! Verstoot ons niet voor eeuwig. Waarom verbergt U Uw gelaat, waarom vergeet U onze ellende, onze nood?
Onze ziel ligt neergebogen in het stof, ons lichaam vastgekleefd aan de aarde. Sta op, kom ons te hulp, verlos ons, omwille van Uw trouw.